Afgunstig op Bob Dylan
Afgunstig op Bob Dylan

Het verschil tussen hoge en lage cultuur is relatief. Zo denkt het Nobelprijscomité, vermoedt schrijver Christiaan Weijts, NRC d.d. 14 oktober 2016. Winston Churchill – Nobelprijs Literatuur 1953, proza – is hoge cultuur, Bob Dylan – dezelfde prijs 2016, oei, poëzie – is lage cultuur. Afgunst. Ik voelde me nooit betrokken bij zulke toekenningen. Dit keer voor het eerst wel. Trots. Gerechtigheid. Onze Bob krijgt wat hem toekomt.
December 1966. We vieren Yke’s verjaardag in haar ouderlijk huis in Den Dolder. Vermoedelijk met een gezelschap gymnasiumgeslaagden van Het Nieuwe Lyceum in Bilthoven, allen vers student, achttien of negentien jaar, en nog wat vrienden en vriendinnen. Behalve de jarige en mezelf herinner ik me geen aanwezigen. Wel dat ik voor haar de tekst uitschrijf van Bob Dylan’s Lay Down Your Weary Tune, door The Byrds uitgevoerd op hun tweede elpee Turn! Turn! Turn! Alleen die paar coupletten al vormen een ontroerend gedicht. Ik heb die tekst nog steeds, met fouten en al, want wat Jim McGuinn zong, was geheimzinnig, lyrisch en vol woorden die ik niet kende, mijn gedegen Engelstalige schoolopvoeding – goeie leraar, Joost de Lange, en goeie radio, BBC – ten spijt. Dylan rijmde niet, Dylan schreef gedichten. The Byrds waren tot nader order zijn ideale vertolkers. "Nobody sings Dylan like The Byrds", sprak de zingende schrijver zelf in 1965.
Zingende schrijver. Daar gaat het om in de wonderlijke discussie rond de keus van het Nobelcomité. (Gerard Reve vond in 2000 al dat Dylan de Nobelprijs moest krijgen. Een visionair, die Reve.) Schrijvers winnen de Nobelprijs voor de Literatuur. Daar kan iedereen mee overweg, zelfs wie nog nooit heeft gehoord van de auteur tot de nominaties bekend zijn. Soms wint een dichter de Nobelprijs voor de Literatuur. Dat ligt al moeilijker, vooral doordat hun werken nog veel onbekender zijn en moeilijker toegankelijk dan de meeste prozaboeken.
Bob Dylan is dichter. Hij noemt zich niet zo – "I consider myself mainly a song and dance man" – maar is het wel. (Het is goed mogelijk oplichter te zijn en jezelf ‘creatief zakelijk werker’ te noemen.) De popster Dylan is song and dance man, de dichter Dylan is Nobelprijswinnaar.
Ik kom zo terug op Christiaan Weijts.
De dichter Dylan doet vanaf het begin iets wonderlijks. Hij voert gedichten uit op muziek en belandt met die nouveauté in de popmuziek van de jaren zestig. In de folk zijn anderen hem voorgegaan, met als afsluiting Woody Guthrie, Bob Dylan’s voorbeeld voor altijd. (Dylan bezocht hem aan zijn ziekbed en wijdt een van zijn eerste persoonlijke liedjes aan Guthrie.)
Het wonderlijke zit in de overtuigingskracht en in de geest van de ontvangers. Bob Dylan’s gezongen gedichten bereikten de (geest van ons) tieners in de jaren zestig. We lazen Shakespeare – moest van Joost de Lange –, Gerard van het Reve, W.F. Hermans, Jan Cremer onder de dekens, en Bob Dylan, voor zover mogelijk. Want zijn teksten waren niet te vinden in boeken. Dat heeft enige decennia geduurd. Ach, een eenvoudig liedjessmid, waarom zou je diens werken op papier zetten, binden en verkopen?
My Back Pages en Chimes Of Freedom zijn lastige teksten. De zinnen lopen niet zoals in een ‘normaal’ liedjesrijmschema. Gedichten zijn het, met eigen wetten en metrums. Bob Dylan herkent die ook in werken van anderen. Leonard Cohen’s Sisters Of Mercy bevindt hij tekstueel ‘normaal’, qua metrum en rijm, maar het instrumentale arrangement verandert die tekst in iets bijzonders.
Aha, hoor ik Christiaan Weijts zeggen, het gaat dus om de combinatie arrangement, zeg maar muziek, en tekst. Ja hoor, daar gaat het om. Maar lees eens de tekst van Sisters Of Mercy, los. Zo vol gevoel, zo vol verlangen, zo vol vervulling, zo vol toewijding, zowel van de ‘zusters’ als van de schrijver.
Dylan en Cohen hebben geregeld van gedachten gewisseld over hun werk. The New Yorker bericht daarover, de dag dat Dylan zijn hoogste prijs krijgt toegekend. Cohen liegt tegenover Dylan over hoe lang Hallelujah hem heeft gekost. “Twee jaar.” Vijf jaar is het geweest. Cohen’s favoriete Dylan-lied is I And I. “Een kwartier”, antwoordt Dylan op Cohen’s vraag hoe lang het hem heeft gekost. Een kwartier voor een briljante nummer, briljant in de ogen van een gekwalificeerde collega. Het moest niet mogen.
Daar gaat het Christiaan Weijts om, daar ging het Harry Mulisch om: het moest niet mogen. Nou, het mag. De geniale vertalers Henkes en Bindervoets hebben gelijk: twee Nobelprijzen had hij moeten krijgen, Bob Dylan. En laat het comité gauw een poëzieprijs instellen, dan zijn we af van de schrijversafgunst op de dichter.