Uw ervaring op deze site wordt verbeterd door het gebruik van cookies.
× Sta cookies toe Meer informatie

Column

wo 13 oktober 2021

Op het tweede gehoor: De tamboerijn

Column

Er zijn instrumenten in de popmuziek die nooit de erkenning krijgen die ze verdienen. De triangel. De koebel. En ook de tamboerijn: een muziekinstrument dat waarschijnlijk vooral wordt geassocieerd met saaie muzieklessen op de basisschool en vage gospelkoortjes op straat. Ten onrechte. De tamboerijn is een onmisbaar radertje in de machinerie van de popmuziek dat tegelijkertijd nauwelijks opvalt. Hoe kan dat?

Door Chris Bernasco

Eerst dat onopvallende. Misschien zit hem dat deels in het uiterlijk. De kleine platte trommel met losse mini-bekkens, officieel ‘schelringen’ genoemd, heeft niets van het sierlijke van de gitaar of het imposante van een drumstel, piano of orgel. De tamboerijn (in Oudnederlands: beltrom) heeft wel een lange geschiedenis in de volksmuziek, maar daar heb je qua uitstraling weinig aan in de rock-‘n-roll.

Daarnaast krijgt het instrument op het podium nooit een eigen microfoon, waardoor je zou kunnen denken dat het onbelangrijk is. De ware reden is dat het ding zoveel herrie maakt dat het ook zonder eigen versterking wel doorkomt in de zaal. Tot slot: de tamboerijn is nooit een solo-instrument en zit vrijwel altijd ‘verstopt in de mix’, verborgen tussen de andere instrumenten als cement tussen de bakstenen van een huis. Het resultaat van dit alles: weinig mensen kunnen uit het hoofd een bekend nummer noemen met een tamboerijn erin.

Dat is jammer. Want ondanks de schijnbare onbeduidendheid zit de tamboerijn in heel veel goeie nummers, ook in heel bekende. Sterker nog, die goeie nummer zouden veel van hun glans verliezen als iemand het instrument eruit zou halen. Vaak komt hij het liedje binnen op het moment dat er net even iets extra’s nodig is om het helemaal af te maken. Bijvoorbeeld in het refrein van Go Your Own Way (Fleetwood Mac) of Daydream Believer (The Monkees). Een paar andere mooie voorbeelden: Put the Message in the Box (World Party), If You Love Somebody Set Them Free (Sting) en Suite: Judy Blue Eyes (Crosby, Stills & Nash).

De grote wegbereiders van de tamboerijn in de popmuziek zijn waarschijnlijk de Motown-artiesten van de jaren zestig. Jack Ashford, van de vaste begeleidingsband de Funk Brothers, was een ware meester. Een paar voorbeelden van de verschillende effecten die deze tamboerijnkunstenaar teweegbrengt: explosies in Dancing In The Street (Martha & the Vandellas), stabiele aandrijving in Ain’t That Peculiar (Marvin Gaye) en extatische versnelling in Signed, Sealed, Delivered (Stevie Wonder).

De afgelopen week luisterde ik naar een paar nieuwe platen waarop ik door een recensent was geattendeerd. En ja, hoor. Zonder er echt naar op zoek te gaan vond ik het geluid van de tamboerijn op verschillende plekken terug. Bij singer-songwriter Jesse Aycock (High Hopes), bij Geri van Essen (Two Strangers) en bij Cory Hanson (Pigs). Je hoort het pas als je het doorhebt: de tamboerijn is in dubbel opzicht niet te missen.

Chris Bernasco geeft hier eens in de maand een bijzondere kijk op popmuziek.