Uw ervaring op deze site wordt verbeterd door het gebruik van cookies.
× Sta cookies toe Meer informatie

Review

Tekst: Eddie Aarts
ma 6 november 2023

Take Root 2023: editie voor fijnproevers

Review

Heel spraakmakende 'headliners' ontbraken op deze jubileumeditie van Take Root – de 25e – maar het was een mooie dag/avond voor 'fijnproevers'. Ik was heel blij met de zeven acts die ik heb gezien, maar ik sprak bekenden die nauwelijks dezelfde dingen zagen en even enthousiast waren over hun keuzes. (Onder meer Heaven-collega Louis Nouws, zijn verslag staat hieronder.) Een groot compliment voor de programmering.

Tekst Eddie Aarts Foto Niels Knelis

Rond 4 uur bijt Lisa O’Neill het spits af van het programma in de Kleine Zaal. De in Ballyhaise geboren singer-songwriter speelt Ierse folk en bevindt zich daarmee aan de rand van het Take Root-spectrum. Met slechts één aanhoudend akkoord uit een miniatuurharmonium en de hammered dulcimer van kompaan Brian Leach als basis, begint ze haar set met het al uit de negentiende eeuw stammende My Lagan Love. Wat het bescheiden maar toegewijde publiek daarna krijgt voorgeschoteld klinkt even traditioneel, maar komt vooral uit eigen koker. De natuur is daarbij een terugkerende inspiratiebron, zoals voor Silver Seed, Old Note of Birdy From Another Realm van haar jongste prachtalbum All Of This Is Chance. O’Neill stipt ook graag maatschappelijke onderwerpen aan en licht zulke nummers toe. Achter Violet Gibson blijkt het verhaal schuil te gaan over de Ierse vrouw die – al jaren voor het fascisme de halve wereld in een oorlog stortte – probeerde Mussolini dood te schieten, maar zelfs lang na de tweede wereldoorlog niet verlost werd uit de psychiatrische kliniek waar ze uiteindelijk zou sterven. Cash Is King is – het festivalthema ten spijt – geen eerbetoon aan Johnny, maar een aanklacht tegen de steeds contantenlozere maatschappij. Maar I Think It’s Going To Rain Today is natuurlijk wel Randy Newman. De wonderlijke sfeer die O’Neill en Leach – die zijn instrument ook geregeld met een strijkstok bespeelt – bouwen, houdt de liefhebbers in de bewust donker gehouden zaal tot de laatste noten van het wiegeliedje Goodnight World gevangen. Dat ze zelfs op dit festival de Dylan-cover All The Tired Horses, die de slotscene van de allerlaatste Peaky Blinders zo memorabel maakte, achterwege laat, doet daar niets aan af.
 
Het kleine, driehoekige podium in de kelder is even voor zeven uur bezaaid met de instrumenten, kabels, effectapparatuur, tassen, koffers en andere bagage van Jim White en uitmuntende Belgische begeleiders met wie hij ook een van zijn recentste albums opnam. Drie kwartier lang trotseert een volle bak de steevast warme en benauwde ondergrondse atmosfeer om geen woord of noot te missen uit White’s wonderlijke muzikale repertoire en eindeloze stroom onnavolgbare en geestige anekdotes. De ooit een poosje in Amsterdam woonachtige White begroet de zaal in het Nederlands, meldt zich beroerd te voelen (waar weinig van te merken is) en excuseert zich voor de korte tijd die hem werd toegemeten voor zijn show – die normaliter, zo beweert hij, wel zeven uur duurt. Langs komen ondermeer favoriete nummers als Jailbird of Crash Into The Sun (ingezongen tussen de braakaanvallen als gevolg van een salmonellavergiftiging, vertelt hij met smaak). Er wordt flink geput van het al uit 2002 stammende, maar kortgeleden écht uitgebrachte album Permanent Stranger, dat hij onder de naam Mama Lucky produceerde met Tucker Martine. De plaat werd destijds door zijn platenbaas David Byrne té vreemd gevonden om uit te brengen, zo vertelt hij. Maar Driving In Texas of het griezelige Something Is Out There zijn natuurlijk gewoon onvervalste Jim White-songs. En dat geldt al helemaal voor het met hilarische herinneringen aan kortstondige en faliekant gestrande pogingen om heidenen (zoals wij Nederlanders) te winnen voor het geloof ingeleide Prisoner’s Dilemma. Jim White verveelt ons nooit.
 
Wanneer Ian Noe iets later dan gepland zijn concert begint, staat het publiek tot buiten de toegangsdeuren van de halfronde Kleine Zaal. Die drukte dankt de singer-songwriter uit Kentucky ongetwijfeld aan de vele vergelijkingen met Dylan en zijn uitstekend ontvangen album River Fools & Mountain Saints. De plaat prijkte in diverse Heaven-jaarlijstjes van 2020 en bezette zelfs de zevende plaats in de lijst van onze lezers. Noe en zijn geroutineerde musici, onder wie de voormalige bassist van onder meer John Prine, leveren, al maken zijn repertoire en stem de set ook tamelijk eenvormig.
 
Het tegenovergestelde geldt voor zijn beduidend minder bekende collega Luke Elliott, die aansluitend in de catacomben van de Oosterpoort zijn opwachting maakt. Het feit dat ook artiesten van zijn kaliber toehoorders drie kwartier weten te binden, bewijst dat de vijfentwintigste editie van Take Root ook vooral een feest voor fijnproevers is. Het blad Mojo bestempelde het repertoire van de vanuit Noorwegen opererende artiest uit New Yersey als ‘accessible, twisted gothic Americana’ en dat kunnen wij wel volgen. Een lachebekje is Elliott niet, maar in zijn zelden heel opbeurende nummers benut hij de dynamiek van zijn stem en pianospel optimaal. Aangename herinneringen aan wijlen Robert Fischer van Willard Grant Conspiracy dienen zich, zeker wanneer Elliott voor een paar nummers zijn gitaar ter hand neemt, bij ons aan, maar de piano is overduidelijk zijn comfort zone. Vooral wanneer hij de tijd neemt voor een instrumentale passage of een song laat ontaarden in een explosieve climax, boezemt Elliott ontzag in.
 
Hoewel ze slechts wordt bijgestaan door een slagwerker en haar broer op elektrische gitaar, blijkt het immense podium van de grote zaal geen centimeter te groot voor de innemende Nieuw-Zeelandse Tami Neilson. Met een vlucht van 30 uur nog in de benen, houdt ze het massaal toegestroomde publiek toch moeiteloos binnen met haar kenmerkende mix van swingende rock-’n -rollachtige tunes en gloedvolle countryballads. Ze leidt ze in met verhalen die soms wat droevig zijn, maar vooral vermakelijk. Zo roemt ze haar held Willie Nelson, in wiens studio privéstudio opnamen voor het volgend jaar te verschijnen album zijn gemaakt. In de versie van hun duet Beyond The Stars, moeten we het tot Tami’s spijt vanavond met slechts één ‘Neilson’ doen. Maar ze trakteert het publiek vervolgens ook op een stevig groovende, ‘Tamified version’ van Willie’s Sister’s Coming Home, die dat meer dan goedmaakt. Careless Woman blijkt een opvallende inspiratiebron te kennen. Een getergde Tami voegde het nummer te elfder ure aan haar laatste plaat Kingmaker toe, na het lezen van een magazineartikel uit 1938, waarin vrouwen het advies kregen tijdens het dansen niet te praten omdat ‘geen man geïnteresseerd zou zijn wat er in hun hoofd omging’. Neilson bewijst een gouden greep van de Take Root programmeurs te zijn.
 
Aan het eind van de avond dient zich de zoveelste lastige keuze aan, want een kwartier na elkaar starten Dylan LeBlanc en Thee Sacred Souls hun afsluitende concerten. We kiezen vooralsnog voor LeBlanc in de Binnenzaal, ook al omdat daar in de regel als voor aanvang een wachtrij ontstaat. Waarom juist deze publieksfavoriet op dié locatie staat is een raadsel, zeker wanneer blijkt dat Thee Sacred Souls in de veel ruimere Kleine Zaal uiteindelijk voor een schamel plukje bezoekers staat te spelen. Dat ligt niet aan hun spel; de smooth soul van de door het Daptone-label gelanceerde band staat als een huis en de feilloze samenzang van frontman Josh Lane en de meegereisde zangeressen maakt indruk. Hoewel niet verder verwijderd van het ‘americanahart’ van Take Root dan openingsact Lisa O’Neill, dooft hun set helaas een beetje als de spreekwoordelijke nachtkaars. De overdosis kwaliteitsmuziek eist zijn tol bij veel bezoekers, connaisseurs die er bewust voor gingen waren na afloop lyrisch.
 
In de foyer hadden de Old 97’s natuurlijk geen gebrek aan publiek. Het rockende slotfuifje dat hier traditioneel wordt verzorgd is voor velen dé plek voor een dansje, eerste evaluaties of de laatste drankjes. Wij sluiten de dag zoals gezegd af bij Dylan LeBlanc, die in buitengewoon goeie vorm steekt en zich zelfs met de vier ijzersterke muzikanten om zich heen moeiteloos staande houdt als frontman. Dat doet hij allereerst met een hoog, vaak wat lijzig en uit duizenden herkenbaar stemgeluid, maar vooral ook als leadgitarist. Op een akoestische, en naarmate de set steviger wordt op een elektrische gitaar, onderscheidt hij zich als een formidabel maar allesbehalve zelfzuchtige leadgitarist, die zijn groep naar een opwindend festivaleinde leidt. Tracks van zijn gloednieuwe plaat Coyote nestelen zich direct tussen publieksfavorieten als Cautionary Tale, The Creek Don’t Rise, Easy Way Out of Bang Bang Bang en dat er tot aan het laatste nummer buiten de zaal een rijtje wachtenden hoopt toch nog een glimp binnen te kunnen opvangen, bevestigt dat LeBlanc een volgende keer ongetwijfeld naar het hoofpodium promoveert en daar misschien nu al had moeten staan.
 
Take Root 2023
Door Louis Nouws
 
De Canadees Jerry Leger opent het bal in de foyer. Ondanks het vroege uur staan al behoorlijk wat bezoekers voor het podium te wachten op zijn opkomst. Leger is nog maar 38 jaar, maar heeft toch al zo’n twaalf albums op zijn naam staan. Zijn jongste, het net verschenen Donlands, is een americana-album voor de jaarlijstjes, met veel langzame nummers waarin zijn hoge stem zeer goed gedijt. The Flower And The Dirt draagt hij op aan Hank Williams, die volgens hem vandaag meekijkt vanuit de hemel.
 
Als Leger met zijn band de hele eerste kant van het nieuwe album heeft gespeeld, moet ik helaas verder. Kant 2 van Donlands is even goed, maar ik ben ook zeer benieuwd naar Lisa O’Neill die tegelijkertijd in de Kleine Zaal optreedt. De Ierse zangeres maakte twee jaar geleden furore aan de zijde van landgenoot Mick Flannery met het duoalbum In The Game. Beiden zijn verder gegaan op het solopad. Flannery heeft net het album Goodtime Charlie uit, O’Neill  All Of This Is Chance. Haar sobere, indringende folk – zij op gitaar, haar begeleider op hammered dulcimer – komt goed over in de wat duistere ambiance. Waar Jerry Leger zonder veel toelichting zijn nummers zingt, steekt O’Neill hele verhalen af tussen haar songs. Het past in de folk-traditie, waarin verhalen doorgaans centraal staan.
 
Door naar de grote zaal waar Josh Ritter zichtbaar goed geluimd is en een dijk van een set neerzet, ondersteund door vier begeleiders (gitaar, toetsen, bas, drums), “Wat is het toch fijn met een goede band te spelen”, ontboezemt hij. Hij wisselt akoestisch getoonzette nummers af met steviger kost en in een uitpuilende grote zaal is dat ook wel prettig, want veel mensen hebben elkaar kennelijk lange tijd niet gesproken hebben en vinden het tijd om bij te praten.
 
In de kleine zaal geeft Fantastic Cat een feestelijk optreden. Het spelplezier spat af van deze ‘supergroep’. De vier bandleden, allen songwriters met een eigen geschiedenis, verwisselen geregeld van instrumenten en zijn alle vier goede zangers. De Kleine Zaal loopt gedurende het optreden almaar voller en dat is een goede graadmeter voor enthousiasme.
 
Leyla McCalla treedt op in de Binnenzaal, een ruimte met een logistieke hobbel. Een beetje een pijpenla met één ingang. Gelukkig zijn we mooi op tijd voor een meeslepend optreden. McCalla is een zangeres met Haïtiaanse roots en veel podiumuitstraling. Je hang al snel aan haar lippen want je voelt dat ze meent wat ze zingt. Ze heeft een groot hart voor de verdrukten op aarde. De variatie in haar repertoire is groot. Van spirituals tot Caribische dansmuziek, waarin haar drummer en leadgitarist excelleren. Maar de meeste indruk maakt ze wanneer ze haar cello ter hand neemt.
 
De twee broers van Hermanos Gutiérrez roepen een spaghetti-westernsfeertje op in de Grote zaal. De act is zeer afwijkend van die van Josh Ritter met zijn Royal City Band eerder op de avond, maar toch weten ze de mensen op hun stoelen te houden met hun instrumentale gitaarspel waarin ze elkaar perfect aanvullen en aanvoelen. “Zo samenspelen is elke keer weer bijzonder”, zegt een van de twee broers, Alejandro of Estevan daar wil ik vanaf zijn. “Het voelt speciaal met mijn broer te spelen, vanaf de eerste keer dat we dat deden.”
In de zaal is Tami Neilson aandachtig toeschouwer. Zij zal de volgende act op dit podium zijn, maar ik moet de trein naar huis halen.