Uw ervaring op deze site wordt verbeterd door het gebruik van cookies.
Sta cookies toe Meer informatie ×

Review

Tekst: Ludo Diels
zo 26 oktober 2025

Deliver Me From Nowhere overrompelt

Review

Als het om biopics gaat ben ik niet gauw tevreden. De films over Dylan, Queen, Maria Callas en de zoveelste over Elvis wisten me stuk voor stuk niet echt te raken. Dus toog ik met de nodige reserves naar het filmhuis om Deliver Me From Nowhere over Bruce Springsteen te zien.

Tekst Ludo Diels

Zeker nu de promotiemachine op volle toeren draait, met een hoofdrol voor de ouwe baas zelf, vreesde ik het ergste. Ik zat volledig ernaast. Deliver Me From Nowhere is een meesterwerk. De film overrompelde me.

Ontroerd liep ik huiswaarts. Dit was van een andere orde dan de zoveelste film over de opkomst van een rocklegende. Deze film ging over een man die, geplaagd door demonen, hoge verwachtingen en zijn maniakaal eerlijke overgave aan de muzen, probeert overeind te blijven. Je ziet Springsteen, indringend neergezet door Jeremy Allen White, pijn lijden aan het leven — met de waarheid van zijn muziek als enige wapen.

Aangezien ik een aantal vrienden heb die geen onvertogen woord over Springsteen kunnen velen, leek het me beter om in mijn eentje te gaan. Dan hoefde ik na afloop bij de borrel niemand de kont uit te hangen met mijn gedempte kritiek. Dit keer zou het anders zijn geweest, maar ik zou niettemin slecht gezelschap zijn geweest bij de nazit, omdat ik die film eerst moest verteren. Hij kwam hard binnen, zoals men dat zegt. Ook voor wie niet vanzelf aanspringt bij Springsteens muziek is dit een bijzondere film over menselijke relaties en artistieke trouw.

De film zoomt in op de periode direct na de succesvolle wereldtournee van The River. Springsteen heeft hits op zak, een welwillend publiek, en verkeert artistiek in bloedvorm. Niets kan hem stoppen, zo lijkt het. ‘Nu doorpakken’, hoor je de platenbonzen zeggen. Maar Bruce kan niet. Na de tour is er een leegte die hij, terug in zijn geboorteplaats in New Jersey, niet gevuld krijgt. Hij speelt uitgelaten mee met bands in The Stone Pony, koopt een mooie auto, huurt een huis aan het meer — maar hij is op. Je zou het huis-tuin-en-keukenpsychologisch een burn-out kunnen noemen. Maar terwijl hij gekweld wordt, blijven de muzen zich aandienen. In betrekkelijke eenzaamheid schrijft hij het meesterwerk Nebraska.

De film legt de bronnen van zijn inspiratie voor dat sobere, akoestische album overtuigend bloot. Geen stadionrock, geen heldenverhalen, maar portretten van outcasts en verloren zielen. Springsteen kroop in de huid van een moordenaar, een drenkeling in zijn eigen bestaan, een man aan de rand van de samenleving die net als hijzelf houvast zoekt in een wereld zonder genade. Hij schuwde zijn eigen donkerte niet; hij etaleerde zijn zwakte, zijn twijfel, zijn angst. En precies dáárin lag zijn kracht. Terwijl iedereen in zijn omgeving aandrong om het meer commerciële materiaal van Born In The U.S.A. op plaat te zetten, hield Springsteen voet bij stuk. Hij besloot Nebraska te laten klinken zoals hij het op zijn slaapkamer had opgenomen — op een gebrekkige viersporencassette. Onvolkomen, maar eerlijk. Zó wilde hij klinken, omdat hij zich exact zó voelde.

Je ziet niet de wereldster, maar een gekwelde dertiger die vermoeid, verward en verdwaald door de nachtelijke straten van zijn jeugdherinneringen rijdt. Hij zoekt iets, maar vindt geen houvast in wat er nog over is van zijn ouderlijk huis, waar hij met zijn moeder, vader en zus woonde. Daar, in Freehold, hadden de Springsteens het zwaar te stellen met de depressieve, alcoholistische vader Douglas — fenomenaal neergezet door Stephen Graham. In zwart-wit herbeleeft hij die tirannieke vaderfiguur, die zijn eigen gevecht voerde met depressie. Door de bullebak schemert een lieve, onzekere man heen.

De film laat die weg van angst voor de ruwe man naar begrip voor diens situatie, en later zelfs genegenheid, hartverscheurend eerlijk zien. Springsteen blijft achter zijn vader staan. De discrepantie waar hij tijdens concerten zo vaak over sprak — die moeizame vader-zoonrelatie en tegelijk de liefde die hij voor hem kon opbrengen — wordt hier voelbaar gemaakt in beelden. Independence Day, My Father’s House: ze krijgen gezicht en vlees. Die scènes ontroerden me diep. Het is loutering in de meest menselijke zin van het woord.

Deliver Me From Nowhere is een film over het menselijk tekort, over de fragiliteit van de psyche en de complexiteit van relaties. Je voelt de pijn die door het leven en de muziek meandert. Springsteen levert een existentiële strijd voor eerlijkheid, voor trouw aan zijn eigen stem, en voor het behoud van zijn band met vrienden, waaronder zijn mentor Jon Landau, en met zijn familie. En er is die onuitgesproken, maar voelbare band met zijn fans — die net als ik, soms twijfelend, toch niet van hem kunnen loskomen.

Er is muziek, zeker. Jeremy Allen White zingt en speelt gitaar en komt opmerkelijk dicht bij de intensiteit van The Boss. Qua gelijkenis moet je af en toe je fantasie gebruiken, maar dat is bijzaak. De essentie van de film schuilt niet in de klank van de muziek of de perfectie van de imitatie, maar in het laten voelen hoe een artiest zijn waarachtigheid verdedigt — en hoe een man, struikelend en zoekend, langzaam zijn loutering vindt.
Misschien is dat waarom Deliver Me From Nowhere me zo raakte. Mijn eigen relatie met Springsteen is de laatste jaren complexer geworden. Ik heb hem niet altijd meer kunnen volgen, ben soms teleurgesteld geraakt. Maar zoals je een vriend die je ooit diep heeft geraakt niet laat vallen, blijf je nieuwsgierig naar wat hij doet, maakt, probeert. En soms, zoals nu, voel je het weer: waarom hij ooit zo belangrijk was, en nog steeds is.
Deliver Me From Nowhere is geen film over roem, maar over mens-zijn. Liefdevol gemaakt, eerlijk verteld. Je begrijpt Springsteen — en misschien iets meer van het leven zelf — na deze film.

Ga kijken. En laat je overrompelen.