Uw ervaring op deze site wordt verbeterd door het gebruik van cookies.
× Sta cookies toe Meer informatie

Luistertip

Tekst: Eddie Aarts
wo 1 juli 2020

Junior Byles: tragische reggaelegende

Luistertip

Vandaag is het International Reggae Day en wordt wereldwijd stilgestaan bij de unieke en invloedrijke muziek van Jamaica. In talloze boeken, bladen en websites is zonder veel moeite volop informatie te vinden over dat genre en een veelheid aan reggaeartiesten uit binnen- en buitenland, icoon Bob Marley voorop. Sommige verhalen echter blijven bijna verborgen; die van de in vergetelheid of aan lagerwal geraakte artiesten bijvoorbeeld. Dat van Junior Byles bijvoorbeeld, de man die ooit Bob Marley’s gedoodverfde ‘opvolger’ was. In de ogen van de legendarische reggaeproducer Lee ‘Scratch’ Perry althans…

door Eddie Aarts
 
Perry’s innovatieve instinct, feilloze neus voor talentvolle vocalisten en het vermogen die met het juiste repertoire uit de verf te laten komen bezorgden hem eind jaren zestig al een stevige reputatie. Meer gevestigde producers als Coxsone Dodd, Joe Gibbs en Byron Lee profiteerden daarvan, maar na wat fikse aanvaringen (die hem de bijnaam The Upsetter opleverden) besluit Perry het voortaan op eigen houtje te doen. Zijn producties verschijnen op eigen labels als Upsetter en Justice League en worden ook grif in licentie genomen door Britse labels als Pama en Trojan. De unieke sound die zijn bekendste latere werk kenmerkt, krijgt pas definitief vorm wanneer begin 1974 zijn eigen Black Ark studio operationeel wordt; zijn vroegste hits neemt Perry op in gehuurde studio’s.
 
The Wailers

Een flink deel daarvan doet het in binnen- en buitenland prima en een ervan, de stuiterende instrumental Return Of Jango, haalt zelfs de Britse top 5. Perry’s belangrijkste wapenfeit van die jaren is de korte maar hevige samenwerking met Bunny Wailer, Peter Tosh en Bob Marley, beter bekend als The Wailers. Het drietal vindt onder zijn hoede definitief zijn eigen geluid en cultiveert een militant imago. Dankzij Perry’s zakelijke contacten maakt hun muziek, op handenvol singles en door hem samengestelde albums als Soul Rebels en Soul Revolution, ook ver buiten Jamaica indruk. Na een jaar of twee besluit de groep voortaan zijn eigen koers te varen, om al snel een contract te tekenen bij Chris Blackwell’s Island Records. Omdat ze ook bassist Aston Barrett en zijn drummende broer Carlton ronselen, de harde kern van Perry’s studiomusici, is die ‘not amused’. De producer mag dan wellicht onorthodox zijn, met zijn muzikale instinct is niets mis en dus heeft hij zijn kaarten natuurlijk op Marley & Co gezet.
 
Junior Byles

Bij de pakken neerzitten is niet zijn stiel en Perry weet al snel precies in wie hij voortaan zijn tijd en energie zal investeren. Hij gaat ondermeer een samenwerking aan met Max Romeo, maar heeft zijn hoop vooral gevestigd op Kenneth ‘Chubby’ Byles jr. De producer kent Byles, die in het dagelijks leven brandweerman is, nog uit zijn tijd bij Joe Gibbs. Met zijn groep The Versatiles nam die daar enkele singles op en Perry weet precies welke kant hij met Junior, zoals hij meestal genoemd wordt, op moet. Byles heeft een uitstekende, soulvolle stem en is een serieuze maar gevoelige man die niet alleen het gedachtengoed van de Rastafari heeft omarmd, maar ook oprecht begaan is met wat zich in zijn directe omgeving én daarbuiten afspeelt. Terwijl de twee met de instant-meezinger Da Da ook een bijna geslaagde poging doen de titel van het jaarlijks op Jamaica gehouden Festival Song Competition binnen te slepen, richten Byles en Perry zich vooral op een aantal ernstiger songs waarin Byles denkbeelden en de tijdgeest op het eiland samenkomen. De monsterhit Beat Down Babylon schalt maandenlang over het eiland en is de eerste single met onverbloemde rasta-inhoud die de Jamaicaanse hitlijsten haalt. Bijna even goed vergaat het Place Called Africa. De wens ooit terug te keren naar het ‘moedercontinent’ Afrika is een groot goed voor veel rasta’s en Byles verwoordt dat sentiment feilloos in deze fraaie song. Het nummer werd vermoedelijk onder goed gesternte opgenomen, want dezelfde sessie leverde ook Bunny Wailer’s uitstekende en gelijkgestemde Dreamland op.
De genoemde nummers zijn, aangevuld met even geëngageerde en er nauwelijks voor onderdoend materiaal als Demonstration (and Protest), Coming Again, het politiek getinte Joshua’s Desire en het persoonlijke Poor Chubby, allemaal te vinden op Byles’ debuut-lp Beat Down Babylon, die in 1972 verschijnt.


 
Curly locks

Byles en Perry vervolgen hun zegetocht met meer singles, waaronder memorabele tracks als Rasta No Pickpocket, When Will Better Come en een intense cover van Little Willie John’s Fever. Geen ervan kan echter tippen aan het succes van Curley Locks. Het relaas van de rasta die niet langer met zijn liefje mag omgaan omdat haar vader daar omwille van zijn overtuiging een stokje voor steekt, mist nipt een Engelse hitnotering. Halverwege de jaren zeventig gaat Byles ook in zee met andere producers. Voor Pete Weston neemt hij zijn iets minder samenhangende tweede album Jordan op. Als in 1975 in de op dat moment toonaangevende Channel One studio Byles’ vierde onbetwist klassieke reggaesong Fade Away tot stand komt, lijkt zijn kostje gekocht.
 
Haile Selassie

Het mag niet zo zijn. Wanneer op 27 augustus 1975 Haile Selassie overlijdt, maakt dat veel los. De rasta’s beschouwen de een jaar eerder afgezette keizer van Ethiopië, wiens komst eerder die eeuw door ‘profeet’ Marcus Garvey is voorspeld, immers als hun god ‘Jah’ op aarde. Velen zijn verward maar nemen zijn uiteindelijk aardse bestaan voor wat het is en dichten hem onsterfelijkheid toe. Zo neemt Bob Marley daags na Selassie’s overlijden (met Perry) het opbeurende Jah Live op, een van zijn karakteristiekste, nooit op een album belande songs. Het nieuws over Selassie’s dood komt bij de toegewijde Junior Byles veel harder aan. De al zijn leven lang met depressies worstelende zanger kan het idee van een sterfelijke god simpelweg niet verwerken, doet een zelfmoordpoging en belandt voor enkele jaren in het roemruchte psychiatrische ziekenhuis Bellevue. Zijn inzinkingen zijn zo ernstig dat hij zware medicatie krijgt toegediend. Als hij de inrichting verlaat, is hij niet meer de oude. Collega’ zijn hem nog welgezind en nemen Byles met de beste bedoelingen onder hun hoede. Dat levert wat redelijke singles op en in 1985 het mini-album Rasta No Pickpocket.
 
Vanaf 1987 verschijnen er bij het Britse Trojan label en het Amerikaanse Heartbeat uitstekende compilaties van Byles’ muziek, maar lijkt de artiest zelf letterlijk en figuurlijk uit beeld verdwenen. Hij duikt slechts nog zo nu en dan op in verdrietig stemmende berichten. Zo wordt hij bij hotels gezien waar hij in de afvalbakken naar voedsel scharrelt. En maakt hij zo nu en dan bij voormalige ‘zakenpartners’ in verwarde staat zijn opwachting om geld op te eisen, waarbij hij ze naar verluidt soms de stuipen op het lijf jaagt door ze een handvol gebleekte botten toe te werpen. 
In de volgende decennia slaagt héél af en toe iemand erin Byles op een podium te krijgen voor een reprise van zijn nooit vergeten successen, maar op alle registraties daarvan maakt hij een afwezige en zwakke indruk en is het resultaat, hoezeer het publiek hem ook als held onthaalt, eigenlijk slechts aandoenlijk.

Lifetime Achievement Award

In 2012 sporen enkele documentairemakers Byles op en maken onthutsende beelden die hem in haveloze en duidelijk dementerende staat tonen. Sindsdien is er gelukkig meer aandacht voor zijn situatie. Via internet wordt steun gevraagd, die nog relevanter blijkt als Byles’ vader - die hem zijn leven lang waar mogelijk steunde en onderhield – in 2017 op 98-jarige leeftijd overlijdt. Op 9 februari 2019, zijn 71ste verjaardag, ontvangt Junior Byles een Lifetime Achievement Award voor zijn rol in de Jamaicaanse muziekgeschiedenis. Dat betekent vooral ook een hart onder de riem voor de familieleden en collega’s die zich over hem ontfermen en zich inspannen om de verzorging en een menswaardig bestaan van deze legende te waarborgen.
 
Op 10 juli verschijnt, vier jaar na een gelimiteerde herpersing op vinyl, voor het allereerst een integrale cd-heruitgave van het album Beat Down Babylon (Doctor Bird / Cherry Red). Naast het originele album bevat deze 51 tracks tellende dubbel-cd ruim vrijwel alle opnamen die Lee Perry met Junior Byles maakte. Dat de royalties van deze en andere heruitgaven en andere opbrengsten van Junior Byles’ auteursrechten hem via zijn familie bereiken spreekt voor zich, aldus de betrokken platenmaatschappijen.