Uw ervaring op deze site wordt verbeterd door het gebruik van cookies.
× Sta cookies toe Meer informatie

Column

Tekst: Hubert van Hoof
za 23 maart 2024

Postkoets op het Vrijthof

Column

Hubert van Hoof schreef voor zijn aangekondigde dood op 31 december 2023 nog tientallen columns. “Die ideeën heb ik toch nog liggen, en die rond ik af.” Zijn vaste column in Heaven magazine zullen we niet voortzetten, maar ze zijn te leuk/raak/prikkelend om ze te laten verstoffen. Dus plaatsen we ze met enige regelmaat online. Dit keer: Hubert over André Rieu en Jos Cleber.

HUBERT VAN HOOF
 
André Rieu
 
Een van mijn unsung heroes is Louis Morreau Gottschalk (1829-1869), de uit New Orleans afkomstige componist en pianist die als een Fitzgarraldo avant la lettre met vijf enorme vleugelpiano’s en vijfhonderd orkestleden per postkoets door Zuid-Amerika trok om daar in het Braziliaanse oerwoud concerten te geven. Ze gingen nog door ook. Ik houd van mensen die hun dromen op die manier najagen. Anderhalve eeuw later reist André Rieu de wereld over, maar dan als een moderne Fitzgarraldo met een replica van het kasteel Schönbrunn uit Wenen. Het gaat allemaal net goed.

Wij kenden de familie Rieu van jongs af aan: vader Rieu dirigeerde het Limburgs Symphonie Orkest en de jonge André speelde later viool in het Maastrichts Salon Orkest, opgericht door een vriendin: Gemma Serpenti. Eind jaren tachtig maakte ik een cd ten bate van de Limburgse Milieu Federatie en vroeg, naast Rowwen Hèze, ook André om mee te doen. Hij had toen al eisen: een vleugel in de veel te kleine opnamestudio en de orkestleden moesten betaald worden. Het ging niet door omdat verder iedereen voor niks speelde. Enige tijd later deed André wél mee in een programma met zijn favoriete platen (Bruce Springsteen stond zowaar op het repertoire, weliswaar met Dancing In The Dark, maar toch...). Na afloop vroeg de beroemde Stehgeiger-in-wording of ik hem niet wat podiumpresentatie kon bijbrengen. Ik antwoordde dat zoiets eigenlijk niet te leren is, maar dat je zoveel mogelijk jezelf moet blijven. Hij heeft de les ter harte genomen.

Om hem op Limburgse wijze te pesten heb ik ook een keer violist Jasha Heifetz laten horen op de radio met een punkversie van Aram Chatsjatoerjans Sabeldans en daarna André’s The Second Walz van Dimitri Sjostakovitz. Een flauwe vergelijking, zo vond ook de familie Rieu achteraf. Maar dan: in het jaar van zijn internationale doorbraak komt André de redactie van L1 op lopen en vraagt mij op de man af om zijn woordvoerder te worden. Ik heb er even over nagedacht maar het niet gedaan. Mijn credo: ‘Ik ben net niet bekend genoeg om er last van te hebben’ zou aan diggelen gaan en bovendien liggen onze werelden te ver uit elkaar. Hij was teleurgesteld, maar begreep het wel.

Tot slot nog een ensceneringstip: het liedje De Postkoets, wereldberoemd dankzij de Selvera's, is van de hand van de Maastrichtse componist Jos Cleber (1916-1999). Ook een unsung hero. (In de jaren vijftig en zestig gevierd dirigent van omroeporkesten als De Zaaiers en het Cosmopolitain orkest in Hilversum, waar zelfs een straat naar hem is vernoemd.) Hoog tijd om Jos te vieren! Ik bedenk het slot van Rieu's Vrijthofconcert en zie hem het nummer met bravoure inzetten, terwijl vanuit de vier hoeken van het plein postkoetsen in vol ornaat glorieus komen aangedenderd. Het publiek zingt en klapt nog harder mee dan gewoonlijk.