Uw ervaring op deze site wordt verbeterd door het gebruik van cookies.
× Sta cookies toe Meer informatie

Festivaltip

Tekst: Louis Nouws
do 6 oktober 2022

Dean Owens: woestijn-Schot

Festivaltip

Drie ep’s, The Desert Trilogy, gingen het album vooraf, maar dit voorjaar verscheen eindelijk Sinner’s Shrine, dat bewijst dat muziek geen grenzen kent en meer kan zijn dan het geheel der delen. De Schotse singer-songwriter Dean Owens toog voor de opnamen naar Tucson, Arizona, om samen te werken met Calexico. ‘Celtic music meets desert noir’. Zaterdag 22 oktober is de Schot te zien op Ramblin Roots in TivoliVredenburg in Utrecht.

Door Louis Nouws
 
Dean Owens (51) is innemend en geestig. Dat merk ik als ik hem in december vorig jaar de link stuur voor het Zoomgesprek en hij terugmailt: ‘A reminder closer to the time would be much appreciated.’ In het nieuwe jaar zit hij stipt op uur U gereed achter een grote microfoon. Op het hoofd een stevige koptelefoon waarvan één oorkussen is opgelapt met zwarte tape.
 
Je hebt sinds 2001 zeven soloalbums uitgebracht, waarvan de meeste zijn opgenomen in de Verenigde Staten. Hoe ontwikkelt een Schot zo’n fascinatie voor dat land en zijn muziek?
“Ik heb heel veel door Amerika heb gereisd, vooral door de desert states in het zuidwesten: Arizona, Californië, Utah, New Mexico. Een collega van mijn vrouw had gezegd: Als je ooit naar de VS gaat moet je Santa Fé bezoeken. Tot die tijd had ik nooit zo’n verlangen gehad om naar Amerika te gaan, maar zoals hij de luchten en de weidsheid van de landschappen beschreef, dat klonk heel aantrekkelijk voor iemand uit Leith bij Edinburgh, waar de luchten doorgaans loodgrijs zijn. We boekten een vlucht naar Albuquerque en maakten een grote rondreis. Vooral Death Valley maakte indruk. Dat ervoer ik als een magische plek. Ik had me niet eerder zo alive gevoeld. Een spirituele ervaring. Toen is mijn grote liefde voor de States geboren.”

“Als beginnend songschrijver was ik nog niet zo met Amerikaanse rootsmuziek bezig. Ik luisterde vooral naar Britse pop. Mijn eerste manager zette me op het spoor. Ik weet nog precies welke drie cd’s hij me gaf. Eentje van Gram Parsons, één van The Replacements en de derde was Hollywood Town Hall van The Jayhawks, een album dat toen net uit was. As soon as I listened to Gram Parsons I was addicted. Geobsedeerd zelfs. Ik verdiepte me in zijn invloeden en ontdekte zo steeds meer. Wat we nu americana noemen omvat zo veel verschillende genres. Via Doc Watson raakte ik in bluegrass. Dan weer luisterde ik maandenlang naar niets anders dan Hank Williams. Ik ben wel een soort ekster die van overal wat meepikt.”

“Voordat ik begin deze eeuw solo ging, speelde ik in The Felsons, een band die Schotse muziek combineerde met wat toen nog gewoon country heette. Sommigen noemden onze muziek trouwens celtabilly, een grappige term vind ik. We toerden geregeld met Amerikaanse artiesten die naar Europa kwamen. We deden bijvoorbeeld een grote tour met The Mavericks, waarbij ik goed bevriend raakte met hun drummer Paul Deakin. Hij nodigde me uit naar Nashville te komen en introduceerde me bij goede mensen, zoals Neilson Hubbard met wie ik inmiddels veel heb samengewerkt. Ook met en Nels Andrews en Will Kimbrough klikt het bijzonder goed.”
 
Hoe ben je met Joey Burns en John Convertino van Calexico in aanraking gekomen?
“In 2019 ben ik na een tour door Amerika een tijdje in Tucson blijven hangen. Ik houd van de muziek die er vandaan komt, van de desert noir met die Mexicaanse invloeden. Ik wilde de sfeer van die plek wat beter proeven en kijken of ik er wat nummers kon schrijven. Bij een benefietconcert van de band DeVotschKa botste ik bijna letterlijk op Joey Burns. Ik ben een Schot en kan niet goed tegen de hitte. Het optreden was in de tuin van een hotel en ik zocht na een tijdje de koelte van de lobby op. Daar trof ik hem en zonder na te denken zei ik: Hallo Joey, how’re you doing. Alsof ik hem kende, maar ik kende hem natuurlijk alleen van foto’s. Hij hoorde aan mijn accent dat ik niet uit de buurt kwam en we raakten aan de praat omdat hij wel benieuwd was naar wat een Schot in de woestijn deed. We hadden een heel aangenaam gesprek over Schotland, muziek, literatuur. Het eindigde ermee dat we zeiden contact te zullen houden, zoals je wel vaker afscheid neemt van iemand met wie het klikt. Maar we zijn contact blijven houden en ik stuurde hem wat muzikale dingen waarmee ik bezig was, zonder bijbedoeling overigens. En voor mij out of the blue stelde hij voor dat ik naar Tucson zou komen om op te nemen met hem en John Convertino. Niet veel artiesten krijgen de kans om samen te werken met muzikanten die in hun platencollectie staan. Calexico behoort tot mijn top 5 favoriete bands.”

“Ik was bezig met een aantal nummers die ik voor het eerst had geschreven op een klassieke gitaar, met nylon snaren. Ik stuurde Joey wat dingen die ik met een voicerecorder had opgenomen en hij bleef enthousiast. Voordat ik naar Tucson afreisde heb ik nog wat demo’s gemaakt met een paar vrienden in Schotland, om te kijken of het echt wat kon worden. Het album is eigenlijk op een heel natuurlijke manier ontstaan.
Mooi was ook dat Calexico in november 2019 nog in Edinburgh speelde, twee maanden voordat ik naar Tucson zou afreizen. Ik heb Joey de stad laten zien en in de kleedkamer ontmoette ik John en de andere bandleden voor het eerst. Joey introduceerde me als the guy from Scotland die binnenkort zou komen opnemen en drukte me een gitaar in de hand. Ik speelde The Hopeless Ghosts en Arizona, wat leidde tot een spontane jamsessie. Iedereen speelde of neuriede mee. A special little moment.
 
Sinner’s Shrine bleef vervolgens nog twee jaar op plank liggen.
“We namen het album op in januari 2020. En toen kwam this thing called covid along. Het plan was dat ik weer naar Tucson zou gaan om het album te mixen, maar dat kon niet meer. Uiteindelijk hebben we het op afstand moeten doen. Dat vergt meer tijd en ook het tijdsverschil van zeven uur werkt niet mee. We hebben nog overwogen het album vorig jaar uit te brengen, maar dat leek toch geen goed plan omdat ik het niet zou kunnen ondersteunen met optredens. Ik zie het toch als mijn magnum opus.
Maar dat betekent niet dat ik op mijn handen ben blijven zitten. (Lach) You might be aware I did The Desert Trilogy. Ik had nog wat ideeën voor songs die ik, noodgedwongen op afstand, heb uitgewerkt met John op drums en twee muzikanten uit de Calexico-clan, Naïm Amor en Martin Wenk, op respectievelijk gitaar en trompet.”
 
Van de twaalf nummers op de drie ep’s van The Desert Trilogy overlappen er slechts vier met de songs op Sinner’s Shrine. De ep’s, The Burning Heart, Sand And Blood en Ghosts, zijn uitverkocht (alleen nog digitaal te beluisteren). Wat was het idee?
“Met de ep’s wilden we verwachtingen wekken voor het album. En dat is goed gelukt. (Lach) Maar ik wilde ook weer niet twee keer hetzelfde album verkopen.
Het afgelopen jaar heb ik trouwens ook nog aan een instrumentaal album gemaakt, El Tiradito, de soundtrack van een niet bestaande spaghettiwestern. Samen weer met John, Naïm en Martin en een paar anderen. En in Nashville heb ik een album opgenomen met Neilson Hubbard en Will Kimbrough. Een plaat met vooral akoestische instrumenten, zoals mandoline en banjo, gebaseerd op de gedeelde liefde van Will en mij voor Ronnie Lane van de Small Faces, en later de Faces en Slim Chance.
Ik eigenlijk weet ik niet waarom ik al die albums maak. Sinner’s Shrine is nog niet eens uitgebracht (de cd is inmiddels wel verschenen, LN), dus zakelijk gezien is er helemaal geen noodzaak. Maar het is een rare tijd voor muzikanten. We hebben last van cabin fever, we zitten opgesloten terwijl we willen optreden. Natuurlijk heb ik discussies met mijn manager. Dan zeg ik: Wat moet ik doen? Moet ik al mijn muziek achterhouden omdat we in lockdown zijn? Ik kan op dit moment de wereld niet ingaan, dus moet ik mijn muziek maar laten gaan.”

Dit interview met Dean Owens verscheen eerder in Heaven magazine #2 maart 2022. Dean Owens speelt zaterdag 22 oktober op Ramblin Roots het jaarlijkste rootsfestival van TivoliVredenburg, Utrecht, met dit jaar onder meer VanWyck, Emma Swift, Shannon McNally en Baptiste W. Hamon.